Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • guess = denken
  • waitress = serveerster
  • wonder = zich afvragen / vragen zich af / afvragen
  • obvious = duidelijk
  • slippery = glad
  • grease = vet
  • appropriate = geschikt / geschikte
  • steam = stoom
  • scar = litteken
  • nasty = akelig / akelige
  • apron = schort
  • faint = flauw
  • sensible = verstandig
  • shiver = rillen
  • operate = bedienen
  • headlines = krantenkoppen
  • rural = landelijk / landelijke / plattelands
  • court = rechtbank
  • attempt = proberen
  • waste = verspilling
  • spokesman = woordvoerder
  • majority = meerderheid / grootste deel
  • rare = zeldzaam / zeldzame
  • decline = afname
  • doubts = twijfels
  • proposal = voorstel
  • minor = klein / minder belangrijk
  • appeal to = spreken aan / aanspreken
  • fear = angst
  • pick = kiezen
  • giggle = giechelen
  • gain = krijgen / verkrijgen
  • expectations = verwachtingen
  • pretend = doen alsof / alsof doen
  • unable = niet in staat
  • involved = betrokken
  • aid = hulp
  • stock clerk = vakkenvuller
  • finish = afmaken
  • technical = technisch
  • anyway = trouwens