Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • teacher = docent
  • idea = idee
  • world = wereld
  • different = verschillend / verschillende
  • excited = gespannen / opgewonden
  • animal = dier
  • believe = geloven
  • suitcase = koffer
  • message = bericht
  • map = kaart
  • follow = volgen
  • leave = vertrekken
  • empty = leeg
  • room = kamer
  • clothes = kleding
  • save = redden
  • order = bestellen
  • press = indrukken
  • child = kind
  • children = kinderen
  • rain jacket / raincoat = regenjas
  • hat = hoed
  • swimsuit / bathing suit = zwempak
  • sunglasses = zonnebril
  • underwear = ondergoed
  • first name = voornaam
  • surname / family name = achternaam
  • place = plaats
  • pet = huisdier
  • movie = film
  • most = de meeste
  • call = noemen
  • at home = thuis
  • interested in = geïnteresseerd in
  • always = altijd
  • phone = telefoon
  • on holiday = op vakantie
  • by bus = met de bus
  • food = eten / voedsel
  • over / more than = boven / meer dan
  • backpack / rucksack = rugzak
  • French = Frans
  • be asleep = slapen
  • tired = moe
  • see = bezoeken
  • heavy = zwaar
  • again = weer
  • stairs = trap / trappen
  • carry = dragen
  • Here you are. = Alsjeblieft.