Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • ability = vermogen / in staat zijn om
  • attractive = aantrekkelijk
  • Bad luck! = Pech!
  • boot = bagageruimte
  • cauliflower = bloemkool
  • colourful = kleurrijk
  • common = gebruikelijk
  • cuddly toy = knuffeldier
  • develop = ontwikkelen
  • head teacher = schoolhoofd
  • I guess = denk ik
  • litter = afval
  • make someone = iemand dwingen
  • mark = cijfer
  • melted = gesmolten
  • mixed = gemengd
  • mostly = vooral
  • narrow escape = kantje boord
  • Oh dear! = Oh jee!
  • overnight train = nachttrein
  • pull down = afbreken
  • recognize = herkennen
  • redecorate = herinrichten / inrichten / aankleden
  • relate to = indenken / zich voorstellen
  • relationship = relatie
  • sample = monster
  • savoury = hartig
  • scholarship = studentenbeurs
  • seatbelt = gordel
  • social = maatschappelijke
  • suppose = denken
  • surprising = verrassend
  • temporary = tijdelijk
  • tie = stropdas
  • traveller = reiziger
  • unspoilt = ongerept / onbedorven