Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • a pair of scissors = schaar
  • accident = ongeluk
  • agree with = mee eens zijn
  • amazing = verbazingwekkend
  • avoid = vermijden
  • bill = rekening
  • busy = druk
  • catch up with = inhalen
  • cross = oversteken
  • difference = verschil
  • discount = korting
  • each = elk / elke
  • especially = vooral
  • everything = alles
  • exciting = opwindend
  • far away = ver weg
  • first = eerst
  • for = gedurende
  • free = gratis
  • from = uit
  • guided = met een gids
  • hotel = hotel
  • husband = man / echtgenoot
  • in front of = voor
  • last = vorige
  • look around = om je heen kijken
  • look forward to = uitkijken naar
  • main = hoofd
  • major = groot / enorm
  • mountain = berg
  • nearest = dichtstbijzijnd
  • please = alstublieft / graag
  • plenty of = ruim voldoende
  • promise = beloven
  • relax = ontspannen
  • remember = zich herinneren
  • return = retourtje
  • single = enkeltje
  • spring = lente
  • stop = halte / bushalte
  • take a seat = gaan zitten
  • tell = vertellen
  • tour = rondreis
  • traffic light = verkeerslicht
  • useful = nuttig / handig
  • wait = wachten
  • wonderful = geweldig
  • world = wereld