Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • hug = knuffel
  • century = eeuw
  • throw = gooien
  • charity = liefdadigheid
  • sidewalk = stoep
  • in person = persoonlijk
  • member = lid
  • breathe = ademhalen
  • on behalf of = namens
  • appreciate = waarderen
  • King = koning
  • pick up = ophalen
  • largely = grotendeels
  • stick = stok
  • correspond to = overeenkomen met
  • excited = opgewonden
  • encouragement = aanmoediging
  • purchase = kopen
  • spot = plekje
  • schedule = programma
  • separately = apart, los
  • approach = dichterbij komen
  • compared to = vergeleken met
  • in addition = verder
  • hand in = inleveren
  • so far = tot nu toe
  • incredible = ongelooflijk
  • even = zelfs
  • below = hieronder
  • sold out = uitverkocht
  • permit = toestaan
  • prohibited = verboden
  • knives = messen
  • carry = bij je hebben
  • similar = soortgelijk
  • medal = medaille
  • final = finale
  • tournament = toernooi
  • unless = tenzij
  • amount = hoeveelheid
  • according to = volgens
  • exhausted = uitgeput
  • cheer = toejuichen
  • tyre = band
  • finish line = eindstreep
  • number = aantal
  • midnight = middernacht
  • continue = doorgaan
  • take part in = deelnemen aan
  • cramp = kramp
  • event = evenement
  • ponytail = paardenstaart
  • interrupt = onderbreken
  • dressing room = kleedkamer
  • admission = toegang
  • interested in = geïnteresseerd in
  • meeting point = onmoetingsplaats
  • forget = vergeten
  • moustache = snor
  • cap = pet
  • wig = pruik
  • freckle = sproet
  • book = boeken
  • stadium = stadion
  • fair = blond
  • glasses = bril
  • tour = rondleiding
  • order = bestellen