Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • danger = gevaar
  • commit = plegen
  • robbery / theft = diefstal
  • cold = kou
  • behaviour = gedrag
  • meanwhile = ondertussen
  • fine = boete
  • police = politie
  • aim = doel
  • beat = verslaan
  • bark = blaffen
  • upset = overstuur
  • roof = dak
  • trial = rechtszaak
  • strike = staking
  • burglary = inbraak
  • reward = beloning
  • vote = stemmen
  • Tube = metro
  • translate = vertalen
  • vegetable = groente
  • wallet = portemonnee
  • mate = vriend
  • behind = achter
  • text message = sms’je
  • trainers = sportschoenen
  • female = vrouwelijk
  • local = plaatselijk
  • split = delen
  • robber = overvaller
  • criminal = crimineel
  • heavy = zwaar
  • car park = parkeerplaats
  • flower = bloem
  • speed = snelheid
  • contestant = deelnemer
  • championship = kampioenschap
  • type = typen
  • potatoes = aardappelen
  • switch to = overstappen naar
  • curious = nieuwsgierig
  • Yours sincerely = Hoogachtend
  • presenter = presentator
  • station = zender
  • request = verzoek
  • study = studeren
  • suggest = voorstellen
  • contact = contact opnemen met
  • opportunity = gelegenheid
  • box = doos
  • peanut = pinda
  • row = rij
  • volunteer = vrijwilligerswerk doen
  • farm = boerderij
  • orange = sinaasappel
  • take care of = zorgen voor
  • conclude with = eindigen met
  • last = laatste
  • save = bewaren
  • clear = duidelijk
  • move on = doorgaan
  • slide = dia
  • topic = onderwerp
  • entertaining = boeiend