Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • field = veld
  • good-looking = knap
  • bare = bloot
  • chop = fijnhakken
  • annoyed = geïrriteerd
  • steering wheel = stuur
  • handbrake = handrem
  • promptly = onmiddellijk
  • permanent = blijvende
  • keep on = doorgaan
  • turn out = blijken
  • rest = pauze
  • bump = buil
  • have in common = gemeen hebben
  • gross = smerig
  • leftovers = restjes
  • junk = troep
  • sandpit = zandbak
  • embarrassed = beschaamd
  • split up = uit elkaar gaan
  • presume = aannemen
  • jolt = schok
  • greasy = vet
  • grown-up = volwassen
  • surely = toch
  • diamond = diamanten
  • cover = omslag
  • occur = in je opkomen
  • as a result = als gevolg
  • concerned = bezorgd
  • Yours faithfully = Hoogachtend
  • attend = naar gaan
  • recently = onlangs
  • matter = ertoe doen
  • count = tellen
  • lung = long
  • combat boots = legerkistjes
  • represent = vertegenwoordigen
  • unacceptable = onaanvaardbaar
  • editor = redacteur
  • majority = meerderheid
  • toddler = peuter
  • to my surprise = tot mijn verrassing
  • lead to = leiden tot
  • crush = iemand waar je verliefd op bent
  • cheer up = opvrolijken
  • Gemini = Tweeling
  • impression = indruk
  • rush off = je haasten
  • embarrassing = beschamend
  • show off = pronken met
  • burst out = uitbarsten
  • care about = geven om
  • manly = mannelijk
  • star sign = sterrenbeeld
  • upwards = en ouder
  • permit = vergunning
  • anyway = hoe dan ook
  • retire = met pensioen gaan
  • advertising = reclame
  • item = agendapunt
  • feature = speciaal artikel
  • grade = cijfer
  • minutes = notulen
  • bored = verveeld
  • pleased = blij
  • delighted = heel blij
  • frightened = bang
  • get up = opstaan
  • focus on = richten op
  • patient = geduldig
  • contented = tevreden
  • disappointed = teleurgesteld
  • be worried = bezorgd zijn
  • idea = idee
  • be sure = ergens zeker van zijn