Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • aged = in de leeftijd van
  • business = zaak
  • cope with = omgaan met
  • first aid = EHBO
  • gain = opdoen
  • helpful = nuttig
  • investigate = onderzoeken
  • pay rise = loonsverhoging
  • previous = eerdere
  • rang = rinkelde
  • résumé = cv
  • ring = rinkelen
  • rung = gerinkeld
  • shelter = asiel
  • stain = vlek
  • take care of / provide = zorgen voor
  • till = kassa
  • volunteer = vrijwilligerswerk doen
  • applicant = sollicitant
  • as requested = zoals gevraagd
  • catch = betrappen
  • description = beschrijving
  • destination = bestemming
  • familiar = bekend
  • honour = eer
  • keep = houden
  • knowledge = kennis
  • little = weinig
  • permitted = toegestaan
  • regulations = voorschriften
  • rehearsal = repetitie
  • throughout = gedurende
  • discuss = bespreken
  • I will get back to you. = Je hoort van me.
  • strengths = sterke punten
  • stuff like that = dat soort dingen
  • advantage = voordeel
  • anger = boosheid
  • appearance = uiterlijk
  • ashtray = asbak
  • at the front = vooraan
  • background = achtergrond
  • childhood = kindertijd
  • confidence = vertrouwen
  • cruel = gemeen
  • day off = vrije dag
  • drum kit = drumstel
  • female = vrouwelijke
  • hesitate = aarzelen
  • hit = slaan
  • impress = indruk maken op
  • judge = beoordelen
  • loud = luide
  • performer = artiest
  • physical = lichamelijke
  • polluted = vervuild
  • remarkable = opmerkelijk
  • sense of = gevoel voor
  • soft = zachte
  • struggle = worstelen
  • swallow = slikken
  • taught = leerde / geleerd
  • teach = leren
  • tough = moeilijke
  • violent = gewelddadig