Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • accessible = toegankelijk
  • allowance / pocket money = zakgeld
  • arise = zich voordoen
  • ATM = geldautomaat
  • bank account = bankrekening
  • bill = rekening
  • careful = voorzichtig
  • charge a fee = kosten in rekening brengen
  • chore = klus in en om huis
  • circumstances = omstandigheden
  • convenient = gemakkelijk
  • deal = afspraak
  • debit card / cash card = bankpas
  • debt = schuld
  • deposit = storten
  • disadvantage = nadeel
  • expenses = kosten
  • expensive = duur
  • feel assured = zich verzekerd voelen
  • high street = winkelstraat
  • interest rate = rentepercentage
  • jointly with = samen met
  • look for = op zoek zijn naar
  • manage = beheren
  • paycheck / salary = salaris
  • purpose = doel
  • quarterly = per kwartaal
  • raise = verhoging
  • savings = spaargeld
  • savings account = spaarrekening
  • sort / arrange = regelen
  • specific = specifiek
  • suit = passen bij
  • sweetheart = lieverd
  • tidy up = opruimen
  • unexpected = onverwacht
  • withdraw money = geld opnemen
  • attend school = naar school gaan
  • banking = bankwezen
  • benefit = voordeel
  • cookery lesson = kookles
  • cost of living = kosten van levensonderhoud
  • damage = beschadigen
  • determine = bepalen
  • donation = bijdrage
  • drastically = drastisch
  • effort = poging
  • for instance = bijvoorbeeld
  • gap = kloof
  • generous gift = gulle gift
  • health services = gezondheidszorg
  • in the long run = op den duur
  • independent school = particuliere school
  • law = advocatuur
  • limit = beperking / beperken
  • politician = politicus
  • power = macht
  • profit from = profiteren van
  • public service = overheidsinstelling
  • rely on = vertrouwen op
  • state school = openbare school
  • suitable = geschikt
  • the arts = kunst en letteren
  • to a large extent = grotendeels
  • unequal = ongelijk
  • unfortunate = ongelukkig
  • wealth = vermogen
  • admission = entreegeld
  • afford = zich veroorloven
  • beverage = drankje
  • borrow = lenen
  • consider = rekening houden met
  • cover the costs = de kosten dekken
  • decoration = versiering
  • DIY = doe het zelf
  • elegant = chic
  • fountain = fontein
  • hopefully = hopelijk
  • juice = sap
  • organize = organiseren
  • overalls = een overal
  • package = pakket
  • question = kwestie
  • start all over = overnieuw beginnen
  • suggest = voorstellen
  • unlimited = onbeperkt
  • use up = opmaken
  • alongside = naast
  • alternative = alternatief
  • citizen = burger
  • coffee shop = koffiebar
  • committed to = toegewijd aan
  • currency = valuta
  • demand for = vraag naar
  • economic = economisch
  • farmer = boer
  • goods = goederen
  • inflation = inflatie
  • initiative = initiatief
  • interest = belangstelling
  • meeting = vergadering
  • owner = eigenaar
  • shop owner = winkelier
  • sign = (uithang)bord
  • small job = klusje
  • trade = verhandelen
  • wander = rondwandelen
  • at risk = in gevaar
  • authentic = betrouwbaar
  • bargain = koopje
  • be aware of = zich bewust zijn van
  • be fortunate = geluk hebben
  • build a fortune = een vermogen opbouwen
  • cheap = zuinig
  • common sense = gezond verstand
  • contact details = contactgegevens
  • date of birth = geboortedatum
  • employment agency = uitzendbureau
  • favourable = gunstig
  • fraud = fraude
  • freedom = vrijheid
  • genuine = echt
  • guarantee = garantie
  • income = inkomen
  • interrupt = onderbreken
  • investment = investering
  • investor = investeerder
  • jobseeker = werkzoekende
  • make use of = gebruikmaken van
  • old-fashioned = ouderwets
  • overseas = buitenlands
  • poor English = slecht Engels
  • react to = reageren op
  • registration = inschrijving in register
  • representative = vertegenwoordiger
  • save = sparen
  • similar to = lijkend op
  • take part in = meedoen
  • threatening = dreigend
  • turn down = afwijzen
  • vulnerable to = kwetsbaar voor