Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • bewildered = verbijsterd
  • boundary = grens
  • to ensue = erop volgen
  • to maintain = in stand houden / behouden
  • on the straight and narrow = op het rechte pad
  • parenting = ouderschap / opvoeding
  • potentially = mogelijk
  • to acknowledge = erkennen / toegeven
  • collapse = instorten
  • competitors = concurrent / mededinger
  • to liberate = bevrijden / vrijmaken
  • nuisance = ergernis
  • participant = deelnemer
  • predictable = voorspelbaar
  • spectators = toeschouwer
  • trail = pad
  • to anticipate = verwachten / voorzien
  • appropriate = passend
  • avalanche = lawine
  • to be busted = gearresteerd worden
  • to convey = overbrengen
  • disabled person = invalide
  • to disguise = verbergen
  • to exceed = overtreffen
  • to focus = zich concentreren
  • to grab = vastpakken / grijpen
  • gravity = zwaartekracht
  • hazardous = gevaarlijk
  • to interpret = verklaren
  • marine = marinier
  • to survey = inspecteren
  • unprecedented = nog niet eerder voorgekomen / ongekend
  • band = strook
  • to blare = luid en onplezierig doen klinken / schallen / brullen
  • blizzard = sneeuwstorm
  • to condense = verkort weergeven
  • convenience store = winkeltje dat eten, kranten e.d. verkoopt en altijd open is / winkeltje
  • deluge = stortvloed
  • font = lettertype
  • issue = nummer
  • knowledgeable = goed geïnformeerd / goed op de hoogte
  • to litter = vervuilen
  • onslaught = aanval
  • promotional materials = advertentie / reclame
  • segment = deel
  • to skyrocket = vliegen omhoog
  • a white lie = een leugentje om bestwil
  • to convict = veroordelen / formeel beschuldigen van
  • to defy = trotseren / uitdagen
  • to embrace = omhelzen
  • to execute = uitvoeren
  • pad = vulling
  • partially = gedeeltelijk
  • to restrain yourself = zich beheersen
  • treacherous = verraderlijk
  • to tread on = stappen op
  • vein = ader
  • adaptable = flexibel
  • applicant = sollicitant
  • cooperative = meewerkend
  • fortnight's = twee weken / 14 dagen / veertien dagen
  • hospitality = gastvrijheid
  • laundry = wasserette
  • registered = gediplomeerd