Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • to acknowledge = toegeven
  • to acquire = krijgen
  • affectionate = lief / hartelijk
  • captivity = gevangenschap
  • to cease = ophouden / stoppen
  • elaborate = uitgebreid
  • to face the truth = onder ogen zien
  • gratitude = dankbaarheid
  • lap = schoot
  • litter = nest jongen / nest
  • mature = volwassen
  • to mourn = rouwen om / rouwen
  • persuasion = overhalen / overreding / overredingskracht
  • to resist = zich verzetten tegen
  • to settle = je draai vinden in
  • valid = geldig
  • to accomplish = bereiken (na hard werken) / bereiken
  • accuracy = nauwkeurigheid
  • accurate = nauwkeurig
  • to be in awe = ontzag hebben / respect hebben
  • to be obsessed with = bezeten zijn van / vol zijn van
  • binge drinking = comazuipen
  • budding = veelbelovend
  • business venture = zakelijke onderneming
  • committed = toegewijd / vol inzet
  • compassionate = meelevend
  • conscious of = bewust van
  • disorder = stoornis
  • entitled = genaamd
  • entrepreneur = ondernemer
  • geared towards = gericht op
  • healing = genezend
  • martial arts = vechtkunsten
  • nutrients = voedingsstof
  • nutritious = voedzaam
  • to perceive = waarnemen
  • relief = opluchting
  • sophomore = tweedejaars
  • to stay on track = op het goede spoor blijven
  • supplement = extra
  • accomplishment = talent
  • to appoint = benoemen
  • to attend = bijwonen
  • billboards = reclamebord
  • clarity = duidelijkheid / helderheid
  • decline = achteruitgang
  • dental = tand
  • to dye = verven
  • graduate = afgestudeerde
  • to hand in = indienen
  • instantaneously = onmiddellijk
  • interpreter = tolk
  • reservations = twijfels
  • surgery = operatie
  • access = toegang
  • account = rekening
  • to address = aanpakken
  • alienation = vervreemding
  • chores = taken
  • commitment = verplichting
  • compulsion = innerlijke dwang / dwang
  • compulsive = dwangmatig
  • to contain = bevatten
  • to counsel = begeleiden
  • dependency = afhankelijkheid / verslaving
  • excessive = buitensporig
  • to fail = er niet in slagen
  • to imply = suggereren
  • impressionable = makkelijk beïnvloedbaar
  • to intervene = tussenbeide komen / ingrijpen
  • massacre = bloedbad / slachting
  • rates = cijfers
  • to restrict = beperken
  • strike = staking
  • to trigger = veroorzaken (van iets slechts) / veroorzaken
  • hostess = gastvrouw
  • lucrative = winstgevend
  • potential = talent / mogelijkheden
  • to qualify = in aanmerking komen
  • résumé = cv
  • tan = bruin kleurtje
  • to yield = opleveren
  • anthology = bloemlezing
  • component = onderdeel
  • descent = afkomst
  • to enhance = verbeteren
  • exposed = blootgesteld aan
  • to feature = de hoofdrol spelen
  • flawless = perfect
  • intriguing = boeiend
  • pants = broek
  • perspective = kijk op
  • to tutor = lesgeven in kleine
  • urban = stedelijk