Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • classroom = klaslokaal
  • teacher = leraar / lerares / leraar, lerares / leraar of lerares
  • scruffy = onverzorgd
  • uniform = uniform
  • class = klas
  • door = deur
  • staff room = docentenkamer
  • straight on = rechtdoor
  • ladies = damestoiletten
  • to have a look = een kijkje nemen
  • directions = aanwijzingen
  • confusing = verwarrend
  • head teacher = directeur
  • office = kantoor
  • to repeat = herhalen
  • to write down = opschrijven
  • memory = geheugen
  • awful / terrible = verschrikkelijk
  • advice = advies
  • subject = vak
  • teach = lesgeven
  • geography = aardrijkskunde
  • shopping centre = winkelcentrum
  • first = eerst
  • market = markt
  • clothes = kleding
  • cheaper = goedkoper
  • bought = kocht
  • socks = sokken
  • to cost = kosten
  • too small = te klein
  • old = oud
  • mobile phones = mobiele telefoons
  • still = nog steeds
  • rain = regen
  • to watch TV = televisie kijken
  • second = tweede
  • to put away = wegstoppen
  • hall = gang
  • five minutes ago = vijf minuten geleden
  • report = werkstuk
  • same = zelfde
  • easy = makkelijk
  • to hand in = inleveren
  • cheating = bedriegen
  • own = eigen
  • to remember = onthouden
  • gets caught = wordt gesnapt
  • bad grade = slecht cijfer
  • gets kicked out of school = wordt van school gestuurd
  • to trust = vertrouwen
  • cheat sheet = spiekbriefje
  • 1st year student = leerling uit de eerste klas
  • report card = rapport
  • maths = wiskunde
  • test = toets
  • studies = studeert
  • classmate = klasgenoot
  • to tell on = klikken
  • to replace = vervangen
  • to mess up = verpesten
  • chances = kansen
  • instead of = in plaats van
  • gets away with = komt weg met
  • anonymous = anoniem