Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • assembly hall = aula
  • astonished = stomverbaasd
  • blow up (to) - blew up - blown up = opblazen - blies (bliezen) op - opgeblazen
  • bounce (to) = springen
  • cause a stir (to) = opschudding veroorzaken
  • delight = vreugde
  • forgive (to) - forgave - forgiven = vergeven - vergaf (vergaven) - vergeven
  • furious = woedend
  • glue = lijm
  • hesitate (to) = aarzelen
  • hilarious = heel grappig
  • inflatable = opblaasbaar
  • innocent = onschuldig
  • join in (to) = meedoen
  • mood = stemming, bui
  • mystery = raadsel, mysterie
  • punish (to) = bestraffen
  • refuse (to) = weigeren
  • revenge = wraak
  • rucksack = rugzak
  • set (to) - set - set = zetten - zette(n) - gezet
  • stick (to) - stuck - stuck = kleven - kleefde(n) - gekleefd
  • straightforward = eenvoudig
  • wrap (to) = inpakken