Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • built = bouwden / bouwde
  • invite = uitnodigen
  • camping = kamperen
  • trip = reis, tocht / reis / tocht
  • sunrise = zonsopkomst
  • damp = vochtig, klam / vochtig / klam
  • sleeping bag = slaapzak
  • toilet paper = wc-papier
  • use = gebruiken
  • camping stove = kookstelletje
  • kettle = ketel
  • mug = mok, beker / mok / beker
  • check = controleren
  • saucepan = steelpan
  • knives = messen
  • knife = mes
  • fork = vork
  • spoon = lepel
  • weather = weer
  • somewhere = ergens
  • campsite = camping
  • brought = bracht
  • bring = brengen
  • build = bouwen
  • hit = slaan
  • forgot = vergat
  • forget = vergeten