IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Engels
ThiemeMeulenhoff
Build Up
Examensyllabus verbindindingswoorden
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Engels
Nederlands
And
=
en, uitbreiding
Besides, / Furthermore / in addition / what is more / Moreover
=
bovendien, uitbreiding
Indeed
=
sterker nog, uitbreiding
Equally
=
even zeer, even zo, uitbreiding
Also
=
Ook, uitbreiding
Nor
=
Evenmin, uitbreiding
As
=
sinds, daar, omdat, reden/oorzaak
Because
=
omdat, reden/oorzaak
For
=
want, reden/oorzaak
That’s why
=
dat is waarom, reden/oorzaak
Since
=
Aangezien, reden/oorzaak
Although
=
ofschoon, hoewel, tegenstelling
Besides
=
behalve, tegenstelling
But
=
maar, tegenstelling
despite / In spite of
=
ondanks, tegenstelling
Even so
=
toch, desondanks, tegenstelling
However
=
echter, tegenstelling
Instead
=
in plaats daarvan, tegenstelling
Nevertheless
=
desalniettemin, tegenstelling
On the one hand … on the other
=
enerzijds, anderzijds, tegenstelling
Rather
=
eerder dan, in plaats van, tegenstelling
Whereas
=
terwijl, tegenstelling
Yet
=
toch, tegenstelling
Though
=
hoewel, tegenstelling
As if
=
alsof, tegenstelling
Certainly (met komma, tegenargument) / Sure, (met komma, tegenargument) / True, (met komma, tegenargument)
=
weliswaar, tegenstelling
Conversely
=
daarentegen, tegenstelling
Admittedly
=
toegegeven, tegenstelling
If
=
als, indien, voorwaarde
Provided
=
mits, op voorwaarde dat, voorwaarde
Unless
=
tenzij, voorwaarde
Before
=
voor, tijd
Meanwhile
=
ondertussen, tijd
Once upon a time
=
op een keer, er was eens, tijd
Once
=
zodra, toen eenmaal, tijd
Until
=
totdat, tijd
while
=
terwijl, tijd
earlier
=
vroeger, tijd
Later
=
later, tijd
First, second, third
=
eerste, tweede, derde, tijd
In the past
=
in het verleden, tijd
Now
=
nu, tijd
Present, Present-day
=
nu, tegenwoordig, vandaag de dag, tijd
Today
=
tegenwoordig, vandaag de dag, tijd
After all
=
ten slotte, gevolg/conclusie
As a result
=
door, als gevolg van, gevolg/conclusie
Consequently
=
met als gevolg, gevolg/conclusie
Hence
=
daarom, zodoende, gevolg/conclusie
So
=
dus, daarom, gevolg/conclusie
therefore
=
daarom, gevolg/conclusie
In short
=
kortom, gevolg/conclusie
Thus
=
zo, op die manier, samenvattend, gevolg/conclusie
As well as
=
evenals, vergelijking
For example / For instance
=
bijvoorbeeld, vergelijking
likewise / Similarity
=
op dezelfde manier, vergelijking