Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • to congrulate; to congrulate (on); to congrulate on = feliciteren; feliciteren (met); feliciteren met
  • congratulations = gefeliciteerd; gefeliciteerd (niet bij verjaardag)
  • to go steady = verkering hebben
  • to break it off = het uitmaken
  • guardian = voogd
  • reason = reden
  • adultery = overspel
  • infidelity = ontrouw
  • adversity = tegenspoed
  • to resemble; to look like = lijken op
  • resemblance = gelijkenis
  • to strike = opvallen
  • remarkable = opmerkelijk
  • to owe; to owe (to); to owe to = te danken hebben; te danken hebben (aan); te danken hebben aan
  • parental = ouderlijk
  • orphan = wees
  • acquaintance = kennis
  • in common = gemeen; gemeen(schappelijk); gemeenschappelijk
  • marital = huwelijks; huwelijks
  • core = kern
  • infant = baby; peuter; baby/peuter
  • matrimony = huwelijk
  • offspring = afstammelingen
  • casual = oppervlakkig
  • lad = knaap
  • next of kin = naaste familieleden
  • minor = minderjarige
  • fellow / bloke; guy; chap; bloke/guy/chap = kerel; vent; kerel/vent