Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • adjacent = aangrenzend
  • to shattrer = verbrijzelen
  • to be about to = op het punt te staan om
  • clogged = verstopt
  • thatched = met rieten dak
  • to jam = klemmen/vastzitten
  • fringe = rand
  • strenuous = inspannedn
  • to enhance = verbeteren/verhogen
  • to convert = verbouwen/veranderen
  • to sustain = steunen/dragen
  • quaint = schilderachtig
  • porch = portiek
  • humble = eenvoudig
  • to peep = gluren
  • faint = zwak/vaag
  • to retire = zich terugtrekken
  • to insert = insteken
  • to fade = verwelken / verschieten
  • utter = volkomen/totaal
  • patch = plek
  • mantelpiece = schouw
  • ornament = snuisterij/versiering
  • threshold = drempel
  • to bar = versperren
  • to gather = verzamelen
  • to chop = hakken
  • to uproot = ontwortelen