- Engels Nederlands
- offer = (aan)bieden
- appointment = afspraak
- balcony = balkon
- amount = bedrag
- confirm = bevestigen
- voucher = bon
- slip = bonnetje
- message = boodschap
- charge it to the bill = Op de rekening zetten
- cash = contant
- date = datum
- hospitality = gastvrijheid
- family = gezin
- you’re welcome = graag gedaan
- free cot = gratis babybedje
- capital = hoofdletter
- I did not quite catch that = ik heb het niet helemaal verstaan
- included = inbegrepen
- discount = korting
- kind regards = met vriendelijke groet
- pm = na de middag
- recently = onlangs
- receive = ontvangen
- bill = rekening
- key card = sleutelkaart
- present = tonen, laten zien
- challenge = uitdaging
- harbour view = uitzicht op de haven
- stay = verblijf
- meeting = vergadering
- am = voor de middag
- appreciate = waarderen