Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • And another thing … = En nog iets, …
  • Anytime! / My pleasure. / You’re welcome. = Graag gedaan.
  • anyway = hoe dan ook
  • As a rule, … = In de regel, …
  • As far as I’m concerned ... = Wat mij betreft …
  • Besides that … = Bovendien, …
  • by the way = tussen twee haakjes
  • Can you give us your view on the subject? = Kun je ons jouw mening geven over het onderwerp?
  • Cheers! = Proost!
  • Come on, hurry up! = Kom op, schiet op!
  • Could you please tell me ... = Kun je me alsjeblieft vertellen …
  • Do you agree … ? = Ben je het eens … ?
  • Do you mind if I jump in here? = Als ik iets toe mag voegen?
  • Don’t mention it. = Geen probleem.
  • Excuse me for interrupting, but … = Sorry dat ik je onderbreek, maar …
  • Excuse me, could you tell me …, please? = Sorry, maar kunt u me vertellen …
  • Excuse me, I wonder if you can … = Sorry, ik vroeg me af of u … kunt.
  • Excuse me, would you mind …, please? = Sorry, kun je me …, alsjeblieft?
  • Excuse me. Do you happen to know … ? = Neem me niet kwalijk. Weet u toevallig …
  • finally = ten slotte
  • For example, … / For instance, … = Bijvoorbeeld, …
  • For one thing, … = Enerzijds, …
  • furthermore = verder, bovendien
  • Generally speaking, … / In general, … = Over het algemeen, …
  • Get a move on! = Schiet nou eens op!
  • How strange ... = Wat vreemd dat …
  • How thoughtless of me. Sorry! = Hoe stom van me. Sorry!
  • I am sorry … / I apologise for … = Het spijt me …
  • I am writing with reference to … = Ik schrijf met betrekking tot …
  • I am/was surprised ... = Ik ben/was verbaasd …
  • I didn’t expect that. = Dit verwachtte ik niet.
  • I doubt it. = Ik betwijfel het.
  • I had hoped for something better. = Ik had op iets beters gehoopt.
  • I like … = Ik vind … goed.
  • I look forward to receiving your answer. = Ik kijk ernaaruit om uw antwoord te ontvangen.
  • I think … = Ik denk …
  • I wonder if you could ... = Ik vraag me af of je zou kunnen …
  • I would be grateful if ... = Ik zou het zeer op prijs stellen als …
  • I would like to know ... = Ik zou graag willen weten …
  • I’m convinced … = Ik ben ervan overtuigd …
  • I’m getting fed up with … = Ik ben zo langzamerhand klaar met …
  • I’m grateful that … = Ik ben er dankbaar voor dat …
  • I’m happy ... = Ik ben blij …
  • I’m losing patience … = Ik ben mijn geduld aan het verliezen (met) …
  • I’m not satisfied … = Ik ben niet tevreden …
  • I’m of the opinion that ... = Ik ben van mening dat …
  • I’m pleased with … / I’m satisfied about … = Ik ben tevreden over …
  • I’m really dissatisfied … = Ik ben erg ontevreden …
  • I’m sure that … = Ik weet zeker (dat) …
  • If I follow you correctly, … = Als ik je goed volg …
  • If I have understood you correctly, … = Als ik je goed begrijp …
  • If I might add something, … = Als ik iets mag toevoegen…
  • I'm disappointed … = Ik ben teleurgesteld (dat) …
  • I'm glad I could help. = Ik ben blij dat ik kon helpen.
  • I'm in! = Ik doe mee!
  • in addition = bovendien
  • In all, … = Al met al …
  • In conclusion, … = Tot slot, …
  • In my opinion … = Naar mijn mening …
  • In my view, … = Volgens mij …
  • In other words, … = Met andere woorden, …
  • in short = kortom
  • It’s too bad … = Het is jammer …
  • It's a pity … = Het is zonde …
  • It's so interesting to hear you're … = Interessant om te horen dat je …
  • Let’s speed things up a bit. = Laten we 't tempo wat opvoeren.
  • Much obliged! = Heel erg bedankt!
  • Not to mention the fact that … = Om niet te spreken over het feit dat …
  • on the whole = over het algemeen
  • Please accept my apology. = Ik bied mijn verontschuldigingen aan.
  • Plus the fact that … = Plus het feit dat …
  • Right, … = Oké, …
  • So you’re saying that …? = Dus je zegt in feite dat …?
  • So you're interested in … = Dus je bent geïnteresseerd in …
  • So, in a nutshell … = Dus, in een notendop …
  • So, summing up, you would say that ... = Dus, samenvattend, zou jij zeggen dat …
  • Sorry to trouble you, but can you tell me … = Sorry dat ik je moet lastig vallen, maar kun je me vertellen …
  • Sorry, it was really all my fault. = Sorry, dat was mijn fout.
  • Speaking of which, … = Daarover gesproken, …
  • Summing up, you might say that … = Samengevat zou je kunnen zeggen dat …
  • Take for example, … = Neem bijvoorbeeld, …
  • Take the way (he) … = Neem de manier waarop (hij)…
  • Talking of … = Nu we het toch hebben over, …
  • Thank you for … = Bedankt voor …
  • Thanks all the same! / Thanks anyway! = Toch bedankt!
  • That reminds me, … = Dat herinnert me eraan, …
  • That’s great! = Dat is geweldig!
  • That’s impossible! = Dat is onmogelijk!
  • That’s very unlikely. = Dat is zeer onwaarschijnlijk.
  • That's a bad idea. = Dat is een slecht idee.
  • That's a great idea! = Goed idee!
  • That's absolute rubbish. = Dat is echt onzin.
  • That's awesome! = Dat is fantastisch!
  • That's nonsense. = Dat is nonsens.
  • That's not what I had in mind. = Dat is niet wat ik in gedachten had.
  • That's not what we need. = Dat is niet wat we nodig hebben.
  • That's probably untrue. = Dat is waarschijnlijk niet waar.
  • That's really interesting! = Dat is echt interessant!
  • That's very doubtful. = Dat is erg twijfelachtig.
  • This is not what I had expected. = Dit is niet wat ik verwacht had.
  • This is very unsatisfactory. = Dit is echt beneden de maat.
  • This is worse than I had expected. = Dit is erger dan ik verwacht had.
  • To conclude, … = Concluderend …
  • To cut a long story short, … = Om een lang verhaal kort te maken, …
  • To give you an idea … = Om je een idee te geven …
  • To me, … = Voor mij …
  • To summarise, … = Samengevat …
  • unfortunately = jammer genoeg, helaas
  • Well, have you ever! = Krijg nou wat!
  • Well, thank you for that. Now I’d like to ... = Dank je. En nu zou ik graag …
  • What do you think of this? = Wat vind je hiervan?
  • What is your opinion … ? = Wat is jouw mening …?
  • What’s more, … = Trouwens, … / Overigens, …
  • Would you mind ... = Heb je er bezwaar tegen …
  • You don’t say! = Dat meen je niet!
  • You must be joking! = Je maakt een grapje zeker!
  • You shouldn't have! = Dat had je niet hoeven doen!