Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • blouse = bloes
  • communicate (to) = communiceren
  • dress (to) = aankleden
  • firmly = stevig
  • forward = naar voren
  • friendly = vriendelijk
  • grade = cijfer
  • grin (to) = grijnzen
  • impress (to) = indruk maken op
  • impression = indruk
  • junior = jongere leerling
  • make it (to) = ergens zijn, kunnen
  • overdo (to) = overdrijven
  • play tennis (to) = tennissen
  • practice run = oefengesprek
  • punctual = stipt
  • relax (to) = ontspannen
  • scared of (to be) = bang (zijn) voor
  • shake (to) - shook - shaken = schudden
  • smile (to) = glimlachen
  • stack shelves (to) = schappen vullen
  • straight = rechtop
  • swing (to) - swung - swung = zwaaien
  • take an exam (to) = examen doen
  • timetable = rooster