Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • great = erg goed
  • grandparents = grootouders
  • house = huis
  • young = jong
  • to listen = luisteren
  • mother / mum = moeder
  • to meet = ontmoeten
  • uncle = oom
  • old = oud
  • aunt = tante
  • father / dad = vader
  • Hi! How are you? = Hallo! Hoe gaat het?
  • Good morning = Goedemorgen
  • Good afternoon = Goedemiddag
  • What’s new? = Zijn er nog nieuwtjes?
  • Oh no! That’s terrible! = Oh nee! Dat is verschrikkelijk!
  • That’s fantastic! = Dat is geweldig!
  • See you later! = Ik zie je later!
  • Goodbye / Bye! = Doei!
  • My name is Robert. = Mijn naam is Robert.
  • I am 13 years old. = Ik ben 13 jaar.
  • This is my brother. = Dit is mijn broer.
  • I want you to meet my sister, Susan. = Ik wil dat je mijn zus Susan ontmoet.
  • I live with my parents. = Ik woon bij mijn ouders.
  • Nice to meet you! = Leuk je te leren kennen!
  • I like listening to music. = Ik luister graag naar muziek.
  • I love to play football. = Ik hou van voetballen.
  • I am very fond of my dog. = Ik ben gek op mijn hond.
  • My favourite film is Star Wars. = Mijn favoriete film is Star Wars.
  • I don’t like that at all. = Ik vind dat helemaal niet leuk.
  • I’m not a fan of spaghetti. = Ik ben geen fan van spaghetti.
  • I hate spinach. = Ik haat spinazie.