Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • England = Engeland
  • English = Engels
  • Germany = Duitsland
  • France = Frankrijk
  • to learn = leren
  • Morocco = Marokko
  • the Netherlands = Nederland
  • Dutch = Nederlands
  • to travel = reizen
  • to speak = spreken
  • Turkey = Turkije
  • holiday = vakantie
  • I’m a boy. = Ik ben een jongen.
  • I’m a girl. = Ik ben een meisje.
  • I’m from the Netherlands. = Ik kom uit Nederland.
  • I live in Breda. = Ik woon in Breda.
  • I’m sporty. = Ik ben sportief.
  • Volleyball is my favourite sport. = Mijn favoriete sport is volleybal.
  • I’m not into reading. = Ik vind lezen niet leuk.
  • We are crazy about rugby. = We zijn gek op rugby.
  • I’m interested in cars. = Ik ben geïnteresseerd in auto´s.
  • I’m really into dancing. = Ik vind dansen echt leuk.
  • I’m allergic to nuts. = Ik ben allergisch voor noten.