Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • bread = brood
  • to bake = bakken
  • eggs = eieren
  • food = eten; voedsel
  • vegetables = groenten
  • cheese = kaas
  • lunch = lunch; middageten
  • breakfast = ontbijt
  • tomato = tomaat
  • meat = vlees
  • vegetarian = vegetarisch
  • dinner = avondeten; avondmaaltijd
  • How about something to eat? = Wil je wat eten?
  • How about something to drink? = Wil je wat drinken?
  • Here you are! = Alsjeblieft!
  • Can I get you anything else? = Is er iets anders dat je zou willen?
  • What soft drink would you like? = Welke frisdrank zou je willen?
  • Would you like sauce with that? = Zou je daar saus bij willen?
  • Yes, please. = Ja, graag.
  • I’ve had enough, thank you. = Nee, bedankt, ik heb genoeg gehad.
  • I’d like a coke, please. = Ik zou graag cola willen, alsjeblieft.
  • That would be great! = Dat zou geweldig zijn.
  • No thanks, I’m not hungry. = Nee, bedankt, ik heb geen honger.
  • No thanks, I’m not thirsty. = Nee, bedankt, ik heb geen dorst.
  • Could you speak more slowly? = Kun je wat langzamer praten?
  • Could you repeat that, please? = Zou je dat kunnen herhalen, alsjeblieft?
  • I’m sorry, what did you say? = Sorry, wat zei je?
  • Pardon? / Pardon me? = Pardon?
  • I don’t understand what you’re saying. = Ik begrijp niet wat je zegt.