Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • bite = beet
  • area = gebied
  • smooth = glad
  • hairy = harig
  • to crawl = kruipen
  • slow = langzaam
  • toad = pad
  • reptile = reptiel
  • slimy = slijmerig
  • to sting = steken
  • tongue = tong
  • wing = vleugel
  • feeler = voelspriet
  • creature = wezen
  • to swim = zwemmen
  • All salamanders move fast. = Alle salamanders bewegen snel.
  • It has red markings on its back. = Het heeft een rode tekening op zijn rug.
  • Most spiders have long, thin legs. = De meeste spinnen hebben lange dunne poten.
  • The crocodile has a rough, brown skin. = De krokodil heeft een ruwe bruine huid.
  • The frog’s belly is covered in spots. = De buik van de kikker is bedekt met vlekken.
  • The stripes on this caterpillar are yellow. = De strepen op deze rups zijn geel.
  • This insect is about 2 cm long. = Dit insect is ongeveer 2 cm lang.
  • This type of snake lives in the desert. = Deze slangensoort leeft in de woestijn.