Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • date = afspraakje
  • bond = band
  • to end = beëindigen
  • important = belangrijk
  • colleague = collega
  • to keep in touch = contact houden
  • husband = echtgenoot
  • wife = echtgenote
  • to remember = herinneren
  • to get to know (someone) = (iemand) leren kennen
  • after = nadat
  • couple = stel
  • until = totdat
  • to forget = vergeten
  • fiancé (man); fiancée (woman) = verloofde
  • to trust = vertrouwen
  • before = voordat
  • boyfriend = vriend (liefdesrelatie)
  • friendly = vriendelijk
  • friendship = vriendschap
  • so = dus
  • or = of
  • and = en
  • because = want, omdat
  • but = maar
  • I’m single. = Ik ben alleenstaand.
  • I’m in a relationship (with someone). = Ik heb een relatie.
  • She used to be his girlfriend, but they broke up. = Zij was vroeger zijn vriendin, maar het is uit gegaan.
  • I’m really fond of her. = Ik ben heel gek op haar.
  • They are engaged, so they will get married soon. = Ze zijn verloofd, dus ze gaan binnenkort trouwen.
  • My sister and I are quite close. = Mijn zus en ik zijn behoorlijk hecht.
  • You’ve got a great sense of humour. = Jij hebt een geweldig gevoel voor humor.
  • She’s got such a strong and upbeat personality. = Zij heeft zo’n sterke en vrolijke persoonlijkheid.
  • He seems like a nice guy. = Hij lijkt me een aardige vent.
  • He’s got a charming smile. = Hij heeft een charmante glimlach.
  • He’s not very talkative because he’s shy. = Hij is niet heel spraakzaam, want hij is verlegen.
  • Lucy is quite self-confident and outgoing. = Lucy is vrij zelfverzekerd en spontaan.