Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • Do you have a first-aid kit? = Heeft u een ehbo-doos?
  • Get the paramedics in here. = Haal de ambulancemedewerkers hierheen.
  • I am running a fever. = Ik heb koorts.
  • I broke my arm. = Ik heb mijn arm gebroken.
  • I have a cold. = Ik ben verkouden.
  • I have a head ache. = Ik heb hoofdpijn.
  • I need a plaster. = Ik heb een pleister nodig.
  • I would like to make a doctor's appointment. = Ik wil graag een afspraak maken met de dokter.
  • Is there a doctor in the room? = Is er hier een arts?
  • It hurts when I swallow. = Slikken doet zeer.
  • My big toe is black. = Mijn grote teen is zwart.
  • My throat hurts. = Ik heb keelpijn.
  • The wound is bleeding. = Er komt bloed uit de wond.
  • What's bothering you? = Wat is er aan de hand?
  • You need to go to the hospital. = Je moet naar het ziekenhuis gaan.