Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • Before you become friends, you are strangers. = Voordat je vrienden wordt ben je vreemden.
  • You still have to introduce yourself. = Je moet jezelf nog voorstellen.
  • An acquaintance is someone you don't know well. = Een kennis is iemand die je niet goed kent.
  • Friends share interests and enjoy each other's company. = Vrienden hebben dezelfde interesses en brengen graag samen tijd door.
  • You can always count on your close friends. = Je kunt altijd rekenen op je goede vrienden.
  • A best friend stays with you forever. = Een beste vriend blijft voor altijd bij je.
  • They are the ones you trust most. = Zij zijn degene die je het meeste vertrouwt.
  • Best friends keep your secrets. = Beste vrienden bewaren je geheimen.
  • They know things about you no one else does. = Ze weten dingen over je die niemand anders weet.
  • My best friends are Jayme and Marc. = Mijn beste vrienden zijn Jayme en Marc.
  • Jayme has a kind heart. = Jayme is heel aardig.
  • She isn't really mean. = Ze is niet echt vals.
  • Mark has been my friend since kindergarten. = Mark is mijn vriend sinds de kleuterschool.
  • He is smart too! = Hij is ook slim.
  • Her father passed away last year. = Haar vader is vorig jaar overleden.
  • This gives us something to talk about. = Dat geeft ons iets om over te praten.
  • They usually try to mock me. = Ze proberen me meestal in de maling te nemen.
  • It wasn't meant in a bad way. = Het was niet slecht bedoeld.