Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Latijn Nederlands
  • rursus = rursus, opnieuw
  • huc = huc, hierheen
  • sociis = socius, makker, gezel
  • dimitteris = dimittere, 1. wegsturen 2. loslaten
  • rapuit = rapere, 1. (snel) grijpen 2. roven
  • sumpserunt = sumere, nemen, aannemen
  • dixi = dicere, zeggen
  • sensimus = sentire, 1. voelen 2. menen 3. merken
  • perierunt = perire, 1. omkomen 2. vergaan
  • tetigit = tangere, aanraken
  • fecisti = facere, 1. doen 2. maken
  • egit = agere, 1. drijven 2. doen, handelen 3. onderhandelen
  • repperistis = reperire, vinden, terugvinden
  • perdidi = perdere, 1. in het ongeluk storten 2. verliezen
  • fuit = esse, zijn
  • tulit = ferre, 1. dragen 2. brengen
  • abstulisti = auferre, wegnemen, roven