Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Latijn Nederlands
  • quis? = wie?
  • qui? = quae, quod, welke?
  • mortuus = mortua, mortuum, dood
  • quo? = , waarheen?
  • currere = curro, lopen, rennen
  • nescire = nescio, niet weten, niet kennen
  • ridere = rideo, lachen (met)
  • monstrare = monstro, aanwijzen
  • pauper = pauper, pauper, arm
  • paupertas = paupertatis, vr., de armoede
  • bene = goed
  • nemo = niemand
  • quam = 1. hoe ...? 2. (zo ...) als
  • aureus = aurei, m., het goudstuk
  • tot = zoveel
  • noscere = nosco, 1. leren kennen 2. (perf.) kennen