Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Latijn Nederlands
  • procul = procul, 1. ver (van) 2. van ver
  • pio = pius, 1. trouw 2. vroom
  • silvis = silva, het bos
  • ubique = ubique, overal
  • mirabatur = mirari, 1. zich verwonderen (over) 2. bewonderen
  • mollibus = mollis, zacht, week
  • decoris = decus, 1. het sieraad 2. de roem
  • patrii = patrius, vaderlijk, voorvaderlijk
  • campum = campus, de open vlakte, het veld
  • erravit = errare, dwalen
  • brachia = brachium, de arm
  • dextro = dexter, rechtse, rechter-...
  • crudelem = crudelis, wreed
  • comiti = comes, de gezel, de kameraad
  • vinctae = vincire, binden, boeien
  • fassus = fateri, bekennen