Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Latijn Nederlands
  • egressus est = egredi, weggaan (uit)
  • nati sunt = nasci, geboren worden
  • ostenta sunt = ostendere, laten zien, tonen
  • fusum = fundere, gieten
  • descendit = descendere, afdalen
  • corporum = corpus, het lichaam
  • sidera = sidus, de ster
  • patrem = pater, de vader
  • curiae = curia, het senaatsgebouw
  • moram = mora, 1. het oponthoud 2. het uitstel
  • flammas = flamma, de vlam
  • nullorum = nullus, geen
  • talia = talis, dergelijk
  • repente = repente, plotseling
  • umquam = umquam, ooit
  • nisi = nisi, 1. als niet 2. tenzij