Canterbury tales

Canterbury tales

Deze strip van Lük Bey is losjes gebaseerd op de klassieker 'Canterbury tales' van Geoffrey Chaucer. Een vermakelijk verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen.
Start direct met lezen
Inhoudsopgave. 
De strip is ook te downloaden als iPad app. Met dank aan uitgeverij Bonte.

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • inspiration = inspiratie
  • Have your many visits to my bar brought you inspiration yet?

    Hebben de vele bezoeken aan mijn herberg je al inspiratie gebracht?

  • yet = al
  • Have your many visits to my bar brought you inspiration yet?

    Hebben de vele bezoeken aan mijn herberg je al inspiratie gebracht?

  • visits = bezoeken
  • Have your many visits to my bar brought you inspiration yet?

    Hebben de vele bezoeken aan mijn herberg je al inspiratie gebracht?

  • choose = kiezen
  • I have too many ideas to choose from.

    Ik heb te veel ideeën om uit te kiezen.

  • inspiration = inspiratie
  • inspiration

    inspiratie

  • ideas = ideeën
  • I have too many ideas to choose from.

    Ik heb te veel ideeën om uit te kiezen.

  • hundred = honderd
  • 100 = hundred

    honderd

  • More than = Meer dan
  • More than a hundred!

    Meer dan honderd!

  • Poems = Gedichten
  • Poems are often composed of short lines which rhyme.

    Gedichten zijn vaak geschreven in korte zinnen die rijmen.

  • next = volgende
  • We have Biology now, next lesson we have English.

    We hebben nu biologie, de volgende les hebben we Engels.

  • book = boek
  • The writer writes a book.

    De schrijver schrijft een boek.

  • which = welke
  • I don't know which one to pick for my next book.

    Ik weet niet welke te kiezen voor mijn volgende boek.

  • Take that back = Neem dat terug
  • What! Take that back or I will...

    Wat! Neem dat terug of ik ...

  • ideas = ideeën
  • I have too many ideas to choose from.

    Ik heb te veel ideeën om uit te kiezen.

  • amusing = amusant
  • They were all laughing because the story was very amusing.

    Ze waren allemaal aan het lachen omdat het verhaal was erg amusant.

  • assistance = hulp
  • We could use some assistance here.

    We kunnen hier wel wat hulp gebruiken.

  • which = welke
  • I don't know which one to pick for my next book.

    Ik weet niet welke te kiezen voor mijn volgende boek.

  • maybe = misschien
  • Well.. maybe I can be of assistance

    Nou.. misschien kan ik je helpen

  • stories = verhalen
  • The writer knows many stories.

    De schrijver kent vele verhalen.

  • offer = aanbod
  • Thanks for the offer.

    Bedankt voor het aanbod.

  • thanks = bedankt
  • thanks for the offer.

    bedankt voor het aanbod.

  • work = werk
  • Writing a book is a lot of work.

    Het schrijven van een boek is een hoop werk.

  • solution = oplossing
  • He is looking for a solution to the problem.

    Hij is op zoek naar een oplossing voor het probleem.

  • announce = aankondigen
  • He went to announce the arrival of the knight.

    Hij ging de aankomst van de ridder aankondigen.

  • father = vader
  • The knight was the father of his squire.

    De ridder was de vader van zijn schildknaap.

  • Wait = Wacht
  • Wait for me!

    Wacht op mij!

  • first = eerst
  • first, second, third..

    eerste, tweede, derde ..

  • Make way = Maak plaats
  • Make way for the knight

    Maak plaats voor de ridder

  • ask = vragen
  • May I ask for a favour?

    Mag ik vragen om een gunst?

  • think = denken
  • What do you think?

    Wat denk je?

  • knight = ridder
  • The knight has fought in many battles

    De ridder heeft gevochten in vele veldslagen

  • several = verscheidene
  • I have lived in this house for several years.

    Ik heb verscheidene jaren in dit huis geleefd.

  • holy = heilig
  • The church is a holy place.

    De kerk is een heilige plaats.

  • moon = maan
  • It was full moon.

    Het was volle maan.

  • Christian = christelijk
  • The cross is a Christian symbol.

    Het kruis is een christelijk symbool.

  • local = lokaal
  • Let's have a drink in the local pub.

    Laten we een drankje nemen in de lokale kroeg.

  • Spreading = verspreiden
  • Spreading Christian beliefs among the heathens

    Het verspreiden van het christelijke geloof onder de ongelovigen

  • heathens = ongelovigen
  • Spreading Christian beliefs among the heathens.

    Het verspreiden van het christelijke geloof onder de ongelovigen.

  • unruly = onhandelbare
  • The unruly man behaved badly.

    De onhandelbare man gedroeg zich slecht.

  • peace = vrede
  • After the war there was a long period of peace.

    Na de oorlog was er een lange periode van vrede.

  • negotiates = onderhandeld
  • The salesman negotiates a good price for his goods.

    De verkoper onderhandeld voor een goede prijs voor zijn goederen.

  • bring = brengen
  • Come to my party and bring a girl with you.

    Kom naar mijn feestje en breng een meisje mee.

  • pope = paus
  • The pope is the head of the Roman Catholic Church.

    De paus is het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk.

  • church = kerk
  • The church is a holy place.

    De kerk is een heilige plaats.

  • against = tegen
  • Fighting against the enemy.

    Vechten tegen de vijand.

  • journey = reis
  • They made a long and exciting journey.

    Ze maakten een lange en spannende reis.

  • Before = Voordat
  • Before we start travelling.

    Voordat we gaan reizen.

  • shrine = heiligdom
  • The grave of Thomas Becket is a shrine.

    Het graf van Thomas Becket is een heiligdom.

  • tomb = graf
  • A tomb is a large grave that is above ground.

    Een graftombe is een groot graf boven de grond

  • boy = jongen
  • The girl and boy are sister and brother.

    Het meisje en de jongen zijn zus en broer.

  • Innkeeper = Herbergier
  • Innkeeper, can two weary travelers spend the night here?

    Herbergier, kunnen twee vermoeide reizigers hier overnachten?

  • weary = vermoeid
  • Innkeeper, can two weary travelers spend the night here?

    Herbergier, kunnen twee vermoeide reizigers hier overnachten?

  • night = nacht
  • Can we spent the night here?

    Kunnen we hier de nacht doorbrengen?

  • available = beschikbaar
  • There are still two beds available.

    Er zijn nog twee bedden beschikbaar.

  • luck = geluk
  • I knew I needed a bit of luck to win.

    Ik wist dat ik een beetje geluk nodig had om te winnen.

  • knight = ridder
  • The knight has fought in many battles

    De ridder heeft gevochten in vele veldslagen

  • ask = vragen
  • May I ask for a favour?

    Mag ik vragen om een gunst?

  • pilgrims = pelgrims
  • A pilgrim is a traveler who is on a journey to a holy place.

    Een pelgrim is een reiziger die op een reis is naar een heilige plaats.

  • further = verder
  • That's why most of us dare not go further.

    Daarom durven de meeste van ons niet verder te gaan.

  • dare = durven
  • That's why most of us dare not go further.

    Daarom durven de meeste van ons niet verder te gaan.

  • dangerous = gevaarlijk
  • The way to Canterbury is dangerous.

    De weg naar Canterbury is gevaarlijk.

  • knight = ridder
  • The knight has fought in many battles

    De ridder heeft gevochten in vele veldslagen

  • travel = reizen
  • We can travel together on this dangerous road.

    We kunnen samen reizen op deze gevaarlijke weg.

  • safe = veilig
  • It is safe to travel together with a knight.

    Het is veilig om samen te reizen met een ridder.

  • dare = durven
  • That's why most of us dare not go further.

    Daarom durven de meeste van ons niet verder te gaan.

  • attack = aanval
  • Together with a knight we would be safe from attacks.

    Samen met een ridder zouden we veilig zijn tegen aanvallen.

  • squire = schildknaap
  • The knight and his squire go on a journey.

    De ridder en zijn schildknaap gaan op reis.

  • oath = eed
  • He took an oath of loyalty to the king.

    Hij gaf de eed van trouw aan de koning.

  • protects = beschermt
  • The giant protects the gate of Fairyland.

    De reus beschermt de poort van het sprookjesland.

  • morning = ochtend
  • The sun rises in the early morning.

    In de vroege ochtend komt de zon op.

  • protects = beschermt
  • The giant protects the gate of Fairyland.

    De reus beschermt de poort van het sprookjesland.

  • packing = pakken
  • I'll start packing my bags!

    Ik ga vast mijn tassen pakken!

  • finally = eindelijk
  • finally, after long waiting, they could continue their journey.

    eindelijk, na lang wachten konden ze hun reis voortzetten.

  • bill = rekening
  • Can we have our bill please?

    Mogen we onze rekening alstublieft?

  • unless = tenzij
  • Say goodbye to my customers, unless...

    Zeg dag tegen mijn klanten, tenzij...

  • customers = klanten
  • The crowded bar has many customers.

    De drukke bar heeft veel klanten.

  • pilgrims = pelgrims
  • A pilgrim is a traveler who is on a journey to a holy place.

    Een pelgrim is een reiziger die op een reis is naar een heilige plaats.

  • My dear = Beste
  • My dear pilgrims!

    Beste pelgrims!

  • sad = verdrietig
  • I'm sad to see you leave.

    Ik ben verdrietig om jullie te zien vertrekken.

  • leave = vertrekken
  • I'm sad to see you leave.

    Ik ben verdrietig om jullie te zien vertrekken.

  • family = familie
  • I regard many of you as family.

    Ik beschouw velen van jullie als familie.

  • regard = beschouwen
  • I regard many of you as family.

    Ik beschouw velen van jullie als familie.

  • for instance = bijvoorbeeld
  • You for instance.

    Jij bijvoorbeeld.

  • miller = molenaar
  • A miller is a person who owns or operates a mill.

    Een molenaar is een persoon die eigenaar is van of werkt in een molen.

  • suggestion = voorstel
  • I have a suggestion for making your journey as pleasant as possible.

    Ik heb een voorstel om jullie reis zo aangenaam mogelijk te maken.

  • journey = reis
  • They made a long and exciting journey.

    Ze maakten een lange en spannende reis.

  • pleasant = aangenaam
  • I have a suggestion for making your journey as pleasant as possible.

    Ik heb een voorstel om jullie reis zo aangenaam mogelijk te maken.

  • possible = mogelijk
  • I have a suggestion for making your journey as pleasant as possible.

    Ik heb een voorstel om jullie reis zo aangenaam mogelijk te maken.

  • exciting = spannend
  • They made a long and exciting journey.

    Ze maakten een lange en spannende reis.

  • tale = verhaal
  • You can tell each other tales along the way.

    Je kan elkaar onderweg verhalen vertellen.

  • funniest = grappigste
  • Who can tell the funniest story to make us laugh?

    Wie kan het grappigste verhaal vertellen om ons aan het lachen te maken?

  • return = terugkomst
  • When you return here, the person who told the best story will get a sumptuous supper.

    Bij jullie terugkomst krijgt degene die het beste verhaal heeft verteld een rijkelijk feestmaal.

  • sumptuous supper = rijkelijk feestmaal
  • When you return here, the person who told the best story will get a sumptuous supper.

    Bij jullie terugkomst krijgt degene die het beste verhaal heeft verteld een rijkelijk feestmaal.

  • receive = ontvangen
  • They will receive their awards at a ceremony in Manchester.

    Zij ontvangen hun prijs tijdens een ceremonie in Manchester.

  • expenses = kosten
  • I shall pay my own expenses.

    Ik zal mijn eigen kosten betalen.

  • tell = vertellen
  • You can tell each other tales along the way.

    Je kan elkaar onderweg verhalen vertellen.

  • call = noem
  • Now that's what I call a real curse. Heartfelt and everything!

    Kijk, dat noem ik nog eens een echte vervloeking. Oprecht en alles!

  • speak = spreken
  • ... May I speak to you? ...

    ... spreken ...

  • turn = beurt
  • Well done. But I wouldn't want to be in your shoes when it's his turn.

    Goed gedaan. Maar ik zou niet in je schoenen willen staan wanneer het zijn beurt is.

  • idea = idee
  • I feel inspired and have a lot of ideas.

    Ik voel me geïnspireerd en heb veel ideeën.

  • decide = beslissen
  • But how will we decide whose turn it is to speak?

    Maar hoe zullen we beslissen wie aan de beurt is?

  • My dear = Beste
  • My dear pilgrims!

    Beste pelgrims!

  • agree = goedvinden
  • If you all agree, I will take care of this.

    Als je het allemaal goedvinden zal ik hiervoor zorgen.

  • tales = verhalen
  • You can tell each other tales along the way.

    Je kan elkaar onderweg verhalen vertellen.

  • spend = doorbrengen
  • spend

    doorbrengen / uitgeven