Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • to behave = zich gedragen
  • behaviour = gedrag
  • conduct / behaviour

    gedrag

  • conduct = gedrag
  • conduct / behaviour

    gedrag

  • to punish = straffen
  • punishment = straf
  • rude = onbeschoft
  • to justify = rechtvaardigen
  • justification = rechtvaardiging
  • to admit = toegeven
  • to own / to admit

    toegeven

  • to obey = gehoorzamen
  • to disobey = ongehoorzaam zijn
  • (dis)obedient = (on)gehoorzaam
  • (dis)obedience = (on)gehoorzaamheid
  • obstinate = koppig
  • stubborn / obstinate

    koppig

  • stubborn = koppig
  • stubborn / obstinate

    koppig

  • frank = eerlijk
  • candid = openhartig
  • (in)consistent = (in)consequent
  • inconsistency = inconsequentheid
  • vain = ijdel
  • (dis)honest = (on)eerlijk
  • to deceive = bedriegen
  • honesty = eerlijkheid
  • virtue = deugd
  • vice = ondeugd
  • (dis)loyal = (on)trouw
  • hospitable = gastvrij
  • hospitality = gastvrijheid
  • inclined = geneigd
  • liable / inclined

    geneigd

  • liable = geneigd
  • liable / inclined

    geneigd

  • to harass = lastigvallen
  • harassment = intimidatie