Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • amount / quantity = hoeveelheid
  • backpack / rucksack = rugzak
  • because = omdat
  • but / only = maar
  • carry = dragen
  • clean = schoon / helder
  • cool = koud / stoer
  • fresh = fris / zoet water
  • heavy = zwaar
  • hot = warm
  • need = nodig hebben
  • salt = zout
  • so = dus
  • arrive = aankomen / arriveren
  • delivery = bezorging l levering
  • each = per stuk
  • fast / quick / quick / fast = snel
  • free = gratis
  • member = lid
  • price = prijs
  • protect = beschermen
  • throw = gooien / weggooien
  • be pleased with / be happy with = tevreden zijn met
  • body = lijf / lichaam / romp
  • different = verschillend / verschillende
  • exercise = oefening
  • expect = verwachten
  • leg = been
  • order = bestellen
  • return = terugsturen / terugbrengen
  • save = besparen
  • second = tweede
  • shape = vorm
  • stay in shape = in vorm blijven
  • tummy / stomach = buik
  • within = binnen
  • candy (AmE) / candy / sweet / sweets (BrE) / sweets = snoepje
  • chocolate = bonbon / chocolade
  • cost = kosten
  • dumb / stupid / idiotic = stom
  • enough = genoeg
  • fair = eerlijk
  • for sale = te koop
  • lemon = citroen
  • lollypop = lolly
  • marshmallow = spekje / snoep
  • mistake = fout
  • owe = schuldig zijn
  • postcard = ansichtkaart
  • remote control = afstandsbediening
  • text message / sms = sms'je