Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • development = ontwikkeling
  • discover = ontdekken
  • pedestrian subway = voetgangerstunnel
  • science = wetenschap / natuurwetenschap
  • seat belt = veiligheidsgordel
  • stop = halte
  • towards = richting
  • trip = reis / reisje / uitstapje
  • tube / underground = metro / ondergrondse
  • ago = geleden
  • calculator = rekenmachine
  • check out = controleren
  • decide = beslissen / besluiten
  • ear muffs = oorwarmers
  • fed up = er genoeg van hebben
  • flat = plat / vlak
  • invention = uitvinding
  • inventor = uitvinder
  • slice = stuk / plak
  • snake = slang
  • transmit = uitzenden / verzenden
  • umbrella = paraplu
  • understand = begrijpen
  • wire = draad / kabel
  • all the time = de hele tijd
  • chain = ketting
  • crush = samenpersen
  • experiment = proef / experiment
  • fix = repareren / opknappen
  • hurt = bezeren / pijn doen
  • make sure = ervoor zorgen dat
  • rope = touw
  • slip = uitglijden / slippen
  • soda = frisdrank
  • suck = zuigen / opzuigen
  • tyre = band
  • weird = raar / vreemd
  • wrap around = omwikkelen
  • at least = ten minste / minstens
  • batter = beslag
  • braces = beugel
  • dentist = tandarts
  • garlic = knoflook
  • goggles = bril / veiligheidsbril
  • messy = rommelig
  • mixing bowl = beslagkom
  • pie = taart / hartige taart
  • sticky = plakkerig
  • stir = roeren
  • straighten = rechtzetten
  • taste = smaak