Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • accompanied by = begeleid door / vergezeld door
  • afraid of heights = hoogtevrees hebben
  • bathe = baden / zwemmen
  • Caution! = Let op!
  • comfortable = gemakkelijk / prettig zittend
  • dependent = afhankelijk
  • float = opblaasbare band
  • heart condition = hartkwaal
  • required = vereist / noodzakelijk
  • ride = attractie
  • shower = douchen
  • slide = glijbaan
  • slippery = glad
  • supervision = toezicht
  • waterproof = waterdicht
  • annual = jaarlijks
  • confidence = zelfvertrouwen
  • course = cursus
  • exhibition = tentoonstelling
  • get in = binnenkomen / naar binnen gaan
  • ghost = geest / spook
  • idea = idee
  • loads of = heel veel
  • on your own = zelfstandig
  • strictly = alleen maar / slechts
  • submit = insturen
  • suggestion = voorstel / suggestie
  • take part = meedoen
  • What's on? = Wat is er te doen? / Wat is er te zien?
  • bend = bocht
  • cottage = vakantiehuisje / huisje
  • explore = verkennen
  • foreign = buitenlands
  • gate = hek / poort
  • heavy traffic = druk verkeer
  • hop on and hop off = in- en uitstappen
  • main = hoofd- / hoofd
  • Mediterranean = Middellandse Zeegebied
  • narrow = smal
  • parking lot = parkeerplaats
  • shorts = korte broek
  • steep = steil
  • unemployed = werkloos
  • war memorial = oorlogsmonument
  • availability = beschikbaarheid
  • coach = bus
  • collect = ophalen
  • disability = handicap
  • Dizzy = duizelig
  • due to = vanwege
  • ID = persoonsbewijs / identiteitsbewijs
  • in advance = vooraf
  • left luggage = gevonden voorwerpen
  • restriction = beperking
  • scary = eng / angstaanjagend
  • twist = draaien / kronkelen
  • unlimited = onbeperkt
  • upside down = op z'n kop / ondersteboven
  • wristband = polsbandje