Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • visitor = bezoeker
  • archery = boogschieten
  • near = dichtbij
  • oak tree = eikenboom
  • corner = hoek
  • meet = ontmoeten
  • knight = ridder
  • trail = wandeling / route
  • hurry = zich haasten
  • hide = zich verstoppen
  • farmer = boer
  • documentary = documentaire
  • dark = donker
  • villager = dorpsbewoner
  • eat = eten
  • cave = grot
  • hunt = jacht
  • unusual = ongewoon
  • parrot = papegaai
  • clever = slim
  • rope = touw
  • spend = verblijven / doorbrengen
  • fisherman = visser
  • oxygen = zuurstof
  • treat = behandelen
  • Santa Claus = de Kerstman
  • shower = douche
  • lie down = gaan liggen
  • arrested = gearresteerd
  • tired = moe
  • pain = pijn
  • spider = spin
  • beach = strand
  • shape = vorm
  • start = begin
  • mark = cijfer
  • finally = eindelijk
  • dead easy = heel makkelijk
  • church = kerk
  • accident = ongeluk
  • suddenly = plotseling
  • late = te laat
  • destroy = vernietigen
  • terrible = verschrikkelijk
  • hospital = ziekenhuis