Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • spend / spend - spent - spent = uitgeven (geld) / uitgeven
  • change = wisselen (geld) / wisselen
  • rate = koers
  • twenties = briefjes van twintig
  • tens = briefjes van tien
  • coin = munt
  • parents = ouders
  • cook = kok
  • cleaner = schoonmaker
  • instructor = instructeur
  • group leader = groepsleider
  • security guard = veiligheidsbeambte
  • waiter = ober
  • waitress = serveerster
  • kitchen hand = keukenhulpje
  • fundraiser = fondsenwerver
  • sponsor = steunen (met geld) / steunen
  • serve = opdienen (eten) / opdienen
  • donate = schenken
  • aim = proberen
  • decide = besluiten
  • collect = ophalen (geld) / ophalen
  • sale = verkoop
  • factory = fabriek
  • dark = donker
  • I’m hungry. = Ik heb honger.
  • skin = huid
  • carpenter = timmerman
  • blame = de schuld geven
  • day off = vrije dag