Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • create = ontwerpen
  • game console = spelcomputer
  • nowadays = tegenwoordig
  • role-playing game = rollenspel
  • change your mind = van gedachten veranderen
  • borrow = lenen
  • reveal = onthullen
  • suspect = verdenken
  • clue = aanwijzing
  • almost = bijna
  • define = definiëren
  • likely = waarschijnlijk
  • mostly = voornamelijk
  • memory = geheugen
  • hardly = nauwelijks
  • especially = vooral
  • cure = genezen
  • illness = ziekte
  • influence = beïnvloeden
  • outcome = resultaat / uitslag
  • brand-new / brand new = gloednieuw
  • movement = beweging
  • appeal to = aanspreken
  • available = beschikbaar
  • independent = onafhankelijk
  • form = formulier
  • sheet = vel / blad
  • danger = gevaar
  • difficulty = moeilijkheid / probleem
  • universe = heelal
  • portable = draagbaar
  • worldwide = wereldwijd
  • announcement = mededeling
  • innovative = vernieuwend
  • currently = momenteel / nu
  • lazy = lui
  • educational = leerzaam / educatief
  • search = zoeken
  • layer = laag
  • separate = apart / los van elkaar
  • participant = deelnemer
  • slightly = een beetje / enigszins
  • line = rij
  • turn = beurt (bij een spel) / beurt
  • whisper = fluisteren
  • remain = blijven
  • take a seat = gaan zitten
  • and so on / and so forth = enzovoort
  • tile = tegel
  • connect = verbinden
  • appear = verschijnen
  • tray = bakje / vakje
  • pile = stapel / hoop
  • terrific = geweldig / fantastisch
  • spider = spin
  • felt-tip pen / felt-tip = viltstift
  • numerous = veel / talrijke
  • hand out = uitdelen
  • appropriate = geschikt / toepasselijk
  • casual = informeel
  • personality = persoonlijkheid / karakter
  • co-worker = collega
  • encourage = aanmoedigen / stimuleren
  • messy = rommelig
  • murder = moord
  • mystery = mysterie
  • meanwhile = ondertussen
  • charity = goed doel
  • auction = veiling
  • thief = dief
  • fail = falen / niet slagen
  • occasion = gelegenheid
  • fee = vergoeding
  • intrigue = nieuwsgierig maken / intrigeren