Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • after all = toch
  • at = via
  • at the back = achterin
  • below = onderstaand
  • busy = druk
  • enough = genoeg
  • ill = ziek
  • of = van
  • oh dear = o jee
  • on = op
  • out of order = buiten werking
  • the back pain = de rugpijn
  • the dentist = de tandarts
  • the fever = koorts
  • the flu = de griep
  • the headache = de hoofdpijn
  • the meeting = de vergadering
  • the shift = de dienst
  • the staff = het personeel
  • the stomach ache = de buikpijn
  • the subject = het onderwerp
  • the toothache = de tandpijn
  • to = bij
  • to be able to = in staat zijn om
  • to be afraid = bang zijn
  • to cancel = afzeggen
  • to click = klikken
  • to confirm = bevestigen
  • to have a cold = verkouden zijn
  • to hurt = pijn doen
  • to order = bestellen
  • to repair = repareren
  • to set a new date = een nieuwe datum prikken
  • to take minutes = notuleren
  • unfortunately = helaas
  • urgent = dringend
  • welcome = welkom