Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • Isn't it busy! = wat is het druk, hè
  • busy = druk
  • again = weer / ook alweer
  • those handy things = van die handige dingen
  • recently = pas
  • right, exactly = juist
  • crazy, funny = gek
  • underwear = het ondergoed
  • nylon = nylon
  • comfortable = prettig
  • I'll have ... = doet u maar ...
  • Pink = roze
  • (to) need = nodig hebben
  • well (showing lack of interest) = mmm
  • gold = gouden
  • silver = zilveren
  • moreover, besides = bovendien
  • cheap = goedkoop
  • (portion of) chips / fries with mayonnaise = een patat(je) met
  • I'm not very hungry = Ik heb niet zo'n honger
  • be hungry = honger hebben
  • to be hungry

    honger hebben

  • where it is = waar we moeten zijn
  • maybe, perhaps = misschien
  • each, apiece = per stuk
  • a bit = een beetje
  • expensive = duur
  • glass = glazen
  • here: only = maar
  • if, whether = of
  • not much = weinig
  • by no means enough = veel te weinig
  • money = het geld
  • two-cent piece = twee cent
  • fifty-cent piece = vijftig cent
  • euro = de euro
  • tenner = het briefje van tien
  • 20 euro note = het briefje van 20
  • foreign = buitenlands
  • foreign currency = vreemd geld
  • rand = de rand (rand)