familie

Familieleden leren in het Engels



Wil je de familie leren in het Engels?
Leer dan deze lijst met Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Engels Nederlands
  • father / dad / daddy = vader / papa / pa
  • the family = het gezin
  • mother / mom / mommy = moeder / mama / ma
  • the family = de familie
  • brother = broer
  • parents = ouders
  • sister = zus
  • husband = echtgenoot
  • daughter = dochter
  • wife = echtgenote
  • son = zoon
  • grandparents = grootouders
  • twins = tweelingen
  • children = kinderen
  • granddaughter = kleindochter
  • grandchildren = kleinkinderen
  • grandson = kleinzoon
  • siblings = broers en zussen
  • familielid = relative
  • voorouder = ancestor
  • neef = nephew
  • nicht = niece
  • tante = aunt
  • oom = uncle