- Spaans Nederlands
- siéntate = ga zitten
- al lado de = naast
- ¡qué bien! = wat goed!
- vives = je woont
- aquí = hier
- la calle = de straat
- cuarenta y tres = drieënveertig
- la plaza = het plein
- ¡qué cerca! = wat dichtbij!
- cerca = dichtbij
- vamos = we gaan
- vale = oké
- francés = Frans
- piensa en = denk aan
- el personaje = het personage
- famoso = beroemd
- veintiuno = eenentwintig
- veintidós = tweeëntwintig
- veintitrés = drieëntwintig
- veinticuatro = vierentwintig
- veinticinco = vijfentwintig
- veintiséis = zesentwintig
- veintisiete = zevenentwintig
- veintiocho = achtentwintig
- veintinueve = negenentwintig
- treinta = dertig
- treinta y uno = eenendertig
- treinta y dos = tweeëndertig
- treinta y tres = drieëndertig
- cuarenta = veertig
- cincuenta = vijftig
- sesenta = zestig
- setenta = zeventig
- ochenta = tachtig
- noventa = negentig
- cien = honderd
- que = dat
- sesenta y cinco = vijfenzestig
- setenta y cinco = vijfenzeventig
- treinta y siete = zevenendertig
- ochenta y cuatro = vierentachtig
- noventa y cuatro = vierennegentig
- cuarenta y uno = eenenveertig
- la dirección = het adres
- el parque = het park
- la sugerencia = de suggestie
- la discoteca = de discotheek
- el zoo = de dierentuin
- la piscina = het zwembad
- el recreo = de pauze
- la biblioteca = de bibliotheek
- la vocal = de klinker
- la policía = de politie
- la mamá = de mama
- tonto = dom