Compañeros deel 1

Woordenlijsten Compañeros deel 1

Hier vind je de woordenlijsten van Compañeros deel 1 van Intertaal.

Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Spaans Nederlands
  • el recorrido = de tocht
  • apasionante = opwindend
  • el continente = het continent
  • extraordinario = buitengewoon
  • la colección = de verzameling
  • la labor = het werk
  • educativo = educatief
  • investigador = onderzoeks-
  • conservador = gericht op behoud
  • la educación = de educatie
  • el objetivo = het doel
  • el acuario = het aquarium
  • ya que = aangezien
  • la sociedad = de maatschappij
  • apreciar = waarderen
  • respetar = respecteren
  • entender = begrijpen
  • concienciar = bewust maken van
  • medioambientalmente = wat het milieu betreft
  • adaptado = aangepast
  • la etapa = de fase
  • el ciclo = de cyclus
  • el educador = de educatief medewerker
  • dirigido = geleid
  • medioambientalmente = wat het milieu betreft
  • descubriendo = ontdekkend
  • desarrollar = ontwikkelen
  • el valor = de waarde
  • el respeto = het respect
  • el cuidado = de verzorging
  • la naturaleza = de natuur
  • la biodiversidad = de soortenrijkdom
  • la conciencia = het bewustzijn
  • la diversidad / la variedad = de verscheidenheid
  • el ser = het wezen
  • vivo = levend
  • la actitud = de houding
  • respetuoso = respectvol
  • identificar = herkennen
  • el problema = het probleem
  • la solución = de oplossing
  • el ecosistema = het ecosysteem
  • la característica = het kenmerk
  • habitar = wonen
  • el cambio = de verandering
  • provocar = veroorzaken
  • la acción = de daad
  • el campamento = het kamp
  • la Semana Santa = de Goede Week
  • la semana = de week
  • santo = heilig
  • el departamento = de afdeling
  • ofrecer = (aan)bieden
  • divertirse = zich amuseren
  • aprendiendo = lerend
  • único = uniek
  • el contacto = het contact
  • directo = rechtstreeks
  • el personal = het personeel
  • común = gemeenschappelijk
  • realizar = uitvoeren
  • la ventaja = het voordeel
  • participar = meedoen aan