Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Frans Nederlands
  • Oui = Ja
  • Non = Nee
  • Avoir = Hebben
  • Être = Zijn
  • Venir de = Komen uit
  • Tu viens d'où? = Waar kom je vandaan?
  • Il vient d'où? = Waar komt hij vandaan?
  • Elle vient d'où? = Waar komt zij vandaan?
  • Je suis hollandais = Ik ben Nederlands
  • Je suis hollandaise = Ik ben Nederlandse
  • Je suis français = Ik ben Frans
  • Je suis française = Ik ben Française
  • Je suis allemand = Ik ben Duits
  • Je suis allemande = Ik ben Duitse
  • Tu es hollandais? = Ben jij Nederlands?
  • Tu viens d'Italie? = Kom jij uit Italië?
  • Il vient d'Allemagne? = Komt hij uit Duitsland?
  • Elle vient d'Allemagne? = Komt zij uit Duitsland?
  • Tu viens des Pays-Bas? = Kom je uit Nederland?
  • Tu viens de France? = Kom je uit Frankrijk?