IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Frans
Malmberg
D'accord2
3-4vmbo-gt
3-4vmbo-gt-H1-FN
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Frans
Nederlands
la plage
=
het strand
célibataire
=
vrijgezel
le permis de conduire
=
het rijbewijs
la propriété
=
het eigendom
conduire
=
autorijden
en vogue
=
in de mode
le prix de location
=
de huurprijs
le pourboire
=
de fooi
louer
=
huren
gagner
=
verdienen
un plagiste
=
iemand die op het strand werkt
l'expérience
=
de ervaring
vendre
=
verkopen
prendre à l'essai
=
op proef aannemen
garder
=
oppassen
écouter
=
luisteren naar
peindre
=
schilderen
un paysage
=
een landschap
chercher
=
zoeken
tourner
=
van richting veranderen
continuer
=
doorgaan
en face de
=
tegenover
prendre
=
nemen
se trouver
=
zich bevinden
derrière
=
achter
environ
=
ongeveer
raconter
=
vertellen
allez voir ce film
=
ga de film bekijken
ils vont fournir
=
zij zullen leveren
la sécheresse
=
de droogte
partir
=
vertrekken
je m'en fiche
=
dat kan me niet schelen
à l'étranger
=
in het buitenland
payer
=
betalen
le cuisinier
=
de kok
voir
=
zien
une île
=
een eiland
porter
=
dragen
un maillot de bain
=
een badpak
des lunettes de soleil
=
een zonnebril
un parasol
=
een parasol
une serviette de plage
=
een strandlaken
un matelas pneumatique
=
een luchtbed
une glacière
=
een koeltas
une crème solaire
=
een zonnebrandcrème
une tong
=
een teenslipper
un emplacement
=
een staanplaats
un arbre
=
een boom
sous
=
onder
à l'ombre
=
in de schaduw
un été
=
een zomer
le Midi
=
het zuiden van Frankrijk
accueillir
=
ontvangen
la destination
=
de bestemming
nager
=
zwemmen
grimper
=
beklimmen
se trouver
=
zich bevinden
emporter
=
meebrengen
tomber
=
vallen
plonger
=
duiken