IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Frans
Malmberg
D'accord3
4vwo
4vwo-H5-NF
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Frans
Nederlands
proposer
=
aanbieden
les prévisions météo
=
de weersvoorspelling
une correspondance
=
een aansluiting
un guichet
=
een loket
inclus / incluse
=
erbij inbegrepen
le réseau
=
het netwerk
le même tarif
=
hetzelfde tarief
se débrouiller
=
iets voor elkaar krijgen
introduire
=
invoeren
pour l’instant
=
op dit ogenblik
consulter
=
raadplegen
un siège
=
een stoel
se brancher sur
=
verbinding maken met
empêcher de
=
verhinderen
complet / complète
=
vol
se tromper
=
zich vergissen
Il y a du soleil.
=
Er is zon.
Il fait 20 degrés.
=
Het is 20 graden.
Il fait frais.
=
Het is fris.
Il fait moins 5 degrés.
=
Het is min 5 graden.
Il fait beau.
=
Het is mooi weer.
Il fait mauvais.
=
Het is slecht weer.
Il pleut.
=
Het regent.
Il neige.
=
Het sneeuwt.
Il fait du vent. / Il y a du vent.
=
Het waait.
Il faisait très beau.
=
Het was erg mooi weer.
Il va faire 12 degrés.
=
Het wordt 12 graden.
J’aimerais savoir
=
Ik zou graag willen weten …
Sur le site internet je vois que
=
Op de website zie ik dat …
Quel temps fait-il?
=
Wat voor weer is het?
Quel temps fera-t-il?
=
Wat voor weer wordt het?
Ce serait formidable.
=
Dat zou geweldig zijn.
La deuxième classe est complète.
=
De tweede klas zit vol.
Désolé pour ce désagrément
=
Excuses voor het ongemak.
Il part de la voie 12.
=
Hij vertrekt van spoor 12.
Comment tu as fait?
=
Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
Je vais régler ça.
=
Ik ga dat regelen.
Je vais vous trouver une solution.
=
Ik ga een oplossing voor u vinden.
Vous êtes en voiture 5.
=
Jullie zitten in wagon 5. / U zit in wagon 5.
Pourriez-vous nous aider?
=
Kunt u ons helpen?
Le train part de quelle voie?
=
Van welk spoor vertrekt de trein?
le choix malin
=
de slimme keuze
un parking surveillé
=
een bewaakte parkeerplaats
un buffet à volonté
=
een lopend buffet
un espace public
=
een openbare ruimte
une salle de réunion
=
een vergaderzaal
une piscine chauffée
=
een verwarmd zwembad
à mobilité réduite
=
gehandicapt
insonorisé / insonorisées
=
geluidsdicht
le séjour
=
het verblijf
en plein air
=
in de openlucht
le long de
=
langs
équipé de
=
uitgerust met
les chambres climatisées
=
de kamers voorzien van airco
un espace bien aménagé
=
een goed ingerichte ruimte
aller vers
=
gaan naar
se servir de
=
gebruik maken van
à proximité de
=
in de buurt van
être compris
=
inbegrepen zijn
avoir l’intention de
=
van plan zijn om
à petit prix
=
voor een kleine prijs
être situé à
=
zich bevinden
s’adresser à quelqu’un
=
zich tot iemand richten