Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Italiaans Nederlands
  • chiedere la strada = de weg vragen
  • la metropolitana = de metro
  • qui vicino = hier in de buurt
  • la strada = de straat
  • a sinistra = links
  • vicino a = dichtbij
  • là = daar
  • la chiesa = de kerk
  • sempre dritto = altijd rechtdoor
  • l’incrocio = het kruispunt
  • girare a sinistra = links afslaan
  • primo = eerste
  • sbagliare = zich vergissen
  • quarto = vierde
  • a destra = rechts
  • la farmacia = de apotheek
  • il semaforo = het verkeerslicht
  • la tabaccheria = de sigarenwinkel
  • l’ufficio postale = het postkantoor
  • l’APT = de VVV
  • l’agenzia = het bureau
  • la promozione = de promotie
  • turistico = toeristisch
  • la pianta = de plattegrond
  • gratis = gratis
  • lo stradario = de stratengids
  • vendere = verkopen
  • le attrazioni turistiche = de toeristische bezienswaardigheden
  • Per quanto tempo è valido? = Hoe lang is het geldig?
  • valido = geldig
  • stesso = zelfde
  • di nuovo = opnieuw, weer
  • salire = instappen
  • perdersi (perso) = de weg kwijtraken
  • la cartina = de kaart / de landkaart
  • continuare per questa strada = deze weg volgen
  • tornare indietro = terugkeren
  • indietro = terug
  • fra = hier: over
  • il cartello stradale = het verkeersbord
  • il casello = het tolhuisje
  • l’autostrada = de autosnelweg
  • ripartire = hier: opnieuw starten
  • ACI (Automobile Club d’Italia) = Italiaanse ANWB
  • il guasto = het defect
  • chiamare = hier: bellen
  • il pedaggio = de tol
  • l’uscita = de uitgang; de uitrit
  • esattamente = precies
  • la strada statale = de nationale weg
  • Che macchina è? = Wat voor auto is het?
  • la targa = het kenteken
  • il socio = het lid
  • qualcuno = iemand
  • l’invito = de uitnodiging
  • la segreteria telefonica = het antwoordapparaat
  • lasciare un messaggio = een boodschap achterlaten
  • il messaggio = de boodschap
  • il segnale acustico = de pieptoon
  • unico = enige
  • il cellulare = de GSM
  • esci con noi? = ga je met ons uit?
  • uscire = uitgaan
  • la cosa = het ding
  • pagare alla romana = de kosten gelijkelijk verdelen
  • in carne e ossa = van vlees en bloed (letter- lijk: in vlees en botten)
  • drogato = verslaafd
  • il telefonino = het mobieltje
  • la gente (NB: enkelvoud) = de mensen