IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Latijn
Eisma
Plinius 2022 basiswoorden
Blok 18 (Hfdst. 8, 2f/g/h)
Basiswoorden bij het CE Latijn 2022
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Latijn
Nederlands
ceteri (mv.)
=
overige(n) / andere(n)
intra + acc.
=
binnen
creber, crebri
=
talrijk
huc (bijw.)
=
hierheen
pumex, pumicis
=
puimsteen
metuo (metuĕre)
=
vrezen / bang zijn
vinco (vincĕre)
=
overwinnen / overtreffen
impono (imponĕre)
=
leggen op / plaatsen op
dies, diei (mnl. / vrl.)
=
dag
fax, facis
=
fakkel
varius
=
verschillend / afwisselend / uiteenlopend
lumen, luminis
=
licht / oog
adspicio (adspicĕre)
=
kijken naar / aanschouwen
admitto (admittĕre)
=
toelaten / toestaan
super + acc.
=
(boven)op / over
aqua
=
water
fuga
=
vlucht
verto (vertĕre)
=
draaien / wenden / veranderen
duo, duorum
=
twee
statim (bijw.)
=
meteen / onmiddellijk
spiritus, spiritus
=
adem / geest
claudo (claudĕre)
=
(af)sluiten
ubi
=
waar (betr. voornw. van plaats) / (voegw.) zodra / wanneer
reddo (reddĕre)
=
teruggeven / (+ 2 acc.) maken tot
tertius
=
derde
habitus, habitus
=
houding / toestand
scio (scire)
=
weten
intersum (interesse)
=
liggen / zijn tussen / (+ dat.) aanwezig zijn bij / bijwonen
memoro (memorare)
=
ter sprake brengen / vermelden
amicus
=
vriend
angustus
=
nauw / eng / beperkt