IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Latijn
Pegasus
Hoofdstuk 1
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Latijn
Nederlands
amicus (amīcī)
=
de vriend
deus (deī)
=
de god
dominus (dominī)
=
de meester
equus (equi)
=
het paard
filius (fīliī)
=
de zoon
servus (servī)
=
de slaaf
aqua (aquae)
=
het water
familia (familiae)
=
het gezin (het personeel)
via (viae)
=
de weg
monumentum (monumentī)
=
het monument (het aandenken)
templum (templī)
=
de tempel
vīnum (vīnī)
=
de wijn
pater (patr-is, m.)
=
de vader
senex (sen-is, m.)
=
de oude man
virgo (virgin-is, v.)
=
de maagd (het meisje)
vox (vōc-is, v.)
=
de stem (het woord)
flūmen (flūmin-is, o.)
=
de rivier
sidus (sīder-is, o.)
=
de ster (het sterrenbeeld)
fēmina / fēminae
=
de vrouw
canis (can-is, m.)
=
de hond
iuvenis (iuven-is, m.)
=
de jongeman
mercator (mercātōr-is, m.)
=
de handelaar
miles (mīlit-is, m.)
=
de soldaat
senator (senātōr-is, m.)
=
de senator
nox (noct-is, v.)
=
de nacht
caput (capit-is, o.)
=
het hoofd; het hoofdstuk
est
=
(hij, zij, het, er) is
sunt
=
(zij, er) zijn
ibi (bijwoord)
=
daar
saepe (bijwoord)
=
dikwijls
aut (voegwoord)
=
of
et (voegwoord)
=
en; ook
-que (voegwoord)
=
en
sed (voegwoord)
=
maar
avus (avī)
=
de grootvader
rosa (rosae)
=
de roos
dōnum (dōnī)
=
het geschenk
dux (duc-is, m.)
=
de leider
mater (mātr-is, v.)
=
de moeder
corpus (corpor-is, o.)
=
het lichaam
iam (bijwoord)
=
al; dadelijk
interdum (bijwoord)
=
soms
quoque (bijwoord)
=
ook
enim (voegwoord)
=
want
cūria (cūriae)
=
de curia (het Romeinse senaatsgebouw)
fābula (fābulae)
=
het verhaal; het toneelstuk
lūna (lūnae)
=
de maan
forum (forī)
=
het forum (het Romeinse marktplein)
iūdex (iūdic-is, m.)
=
de rechter
onus (oner-is, o.)
=
de last
tempus (tempor-is, o.)
=
de tijd; het moment
non (ontkenning)
=
niet
semper (bijwoord)
=
altijd
statua (statuae)
=
het standbeeld
eques (equit-is, m.)
=
de ruiter; de ridder
labōrāre (labōrō)
=
werken; lijden
appārēre (appāreō)
=
verschijnen; blijken
dormīre (dormiō)
=
slapen
domī (bijwoord)
=
thuis
etiam (bijwoord)
=
ook; zelfs
nōndum (bijwoord)
=
nog niet
non iam (bijwoord)
=
niet meer
nunc (bijwoord)
=
nu
theātrum (theātrī)
=
het theater
mulier (mulier-is, v.)
=
de vrouw
uxor (uxōr-is, v.)
=
de echtgenote
cōgitāre (cōgitō)
=
(na)denken
dare (do)
=
geven
narrāre (narrō)
=
vertellen
properāre (properō)
=
zich haasten
rogāre (rogō)
=
vragen
spectāre (spectō)
=
(be)kijken; op het oog hebben
stare (stō)
=
staan; blijven staan
gaudēre (gaudeō)
=
blij zijn
habēre (habeō)
=
hebben; beschouwen als
respondēre (respondeō)
=
antwoorden
sedēre (sedeō)
=
zitten
vidēre (videō)
=
zien
aperīre (aperiō)
=
openen; onthullen (Hij onthult het geheim.)
venīre (veniō)
=
komen
esse (sum)
=
zijn bestaan
cūr? (bijwoord)
=
waarom?
domum (bijwoord)
=
naar huis
ideō (bijwoord)
=
daarom
intereā (bijwoord)
=
intussen
pecūnia (pecūniae)
=
het geld
aedificium (aedificiī)
=
het gebouw
spectāculum (spectāculī)
=
het schouwspel
finis (fin-is, m.)
=
de grens; het einde; het doel
iter (itiner-is, o.)
=
de reis; de weg
laetus (~a, ~um)
=
vrolijk
latus (~a, ~um)
=
breed; uitgestrekt
longus (~a, ~um)
=
lang
magnus (~a, ~um)
=
groot; belangrijk
optimus (~a, ~um)
=
beste; zeer goed
timidus (~a, ~um)
=
bang
clāmāre (clāmō)
=
roepen
invenire (inveniō)
=
vinden; ontdekken
tum oftunc (bijwoord)
=
op dat moment
dum (voegwoord)
=
terwijl
amāre (amō)
=
beminnen; houden van
monēre (moneō)
=
waarschuwen
audīre (audiō)
=
horen; luisteren naar
altus (~a, ~um)
=
hoog; diep
magnificus (~a, ~um)
=
prachtig
multi (~ae, ~a)
=
veel
novus (~a, ~um)
=
nieuw
Rōmānus (~a, ~um)
=
Romeins
subitō (bijwoord)
=
plotseling
antīquus (~a, ~um)
=
oud
malus (~a, ~um)
=
slecht
tōtus (~a, ~um)
=
geheel
nam (voegwoord)
=
want
quod (voegwoord)
=
omdat
bonus (~a, ~um)
=
goed
īrātus (~a, ~um)
=
woedend
stultus (~a, ~um)
=
dwaas
bene (bijwoord)
=
goed
ūnus (~a, ~um)
=
ēēn, enig
duo (~ae, ~o)
=
twee
trēs (~, tria, trium)
=
drie
quattuor
=
vier
quinque
=
vijf
sex
=
zes
septem
=
zeven
octō
=
acht
novem
=
negen
decem
=
tien
centum
=
honderd
mille
=
duizend
... milia (mīl-ium, o.)
=
... duizend